12 Ontwerpprincipes van multimediaal leren
De Cognitive Theory of Multimedia Learning is uitgewerkt door Richard E. Mayer. Aangenomen wordt dat ons geheugen uit drie componenten bestaat: het zintuiglijk geheugen, het werkgeheugen en het langetermijngeheugen. Via het zintuiglijk geheugen komt informatie binnen. Mayer neemt aan dat informatie via aparte verwerkingskanalen tot ons komt, via onze ogen (beeld, geschreven tekst) en via onze oren (geluid, gesproken tekst). Het werkgeheugen heeft een limiet en moet informatie organiseren en relateren voordat het in het langetermijngeheugen komt. De ongefilterde informatie (woorden, tekst en beelden) van het zintuiglijk geheugen houden we heel kort vast en een deel van deze informatie geven we in het werkgeheugen een voor ons waardevolle betekenis, bijvoorbeeld een oorzaak-gevolg relatie. We koppelen nieuwe informatie aan voorkennis en er ontstaan nieuwe of verfijnde ‘schema’s in het langetermijngeheugen. Mayer ontdekte dat de combinatie tekst en beeld uitnodigt tot betekenisvoller leren. Het leren van tekst èn beeld stelt ons in staat informatie grondiger te begrijpen en daarbij rijkere kennis op te doen. De presentatie van informatie via tekst en beeld is hierbij zeer belangrijk, het richt onze aandacht, houdt het vast en ondersteunt het werkgeheugen om informatie te integreren met voorkennis. In het onderstaande schema zie je hoe informatie opgenomen wordt in het werkgeheugen en langetermijngeheugen.

er zijn twee aparte kanalen (auditief en visueel) om informatie te verwerken (dual code theory);
elk kanaal heeft een beperkte capaciteit (cognitive load theory);
leren is een actief proces waarbij informatie wordt gefilterd, georganiseerd en geïntegreerd.
In zijn boek Multimedia Learning (Mayer, 2001) stelt de auteur twaalf ontwerpprincipes of richtlijnen voor waaraan multimediapresentaties of digitale leermiddelen (alle leermiddelen waarbij tekst, afbeeldingen of geluid worden gebruikt) volgens hem moeten voldoen om een optimaal leereffect te bereiken.
Principe 1: Het coherentieprincipe (coherence principle)
Lerenden leren beter wanneer alle overbodige elementen (woorden, afbeeldingen, geluiden) worden weggelaten uit het leermateriaal. Daardoor kunnen de lerenden beter focussen op de essentie.
Principe 2: Het signaliseringsprincipe (signaling principle)
Lerenden leren beter wanneer er verbale (titels, signaalwoorden enzovoort) en visuele (pijlen enzovoort) aanwijzingen zijn voor de organisatie van het (belangrijkste) materiaal.
Principe 3 Het redundantieprincipe (redundancy principle)
Gedrukte woorden toevoegen leidt niet tot betere leerresultaten wanneer er al beeldmateriaal en gesproken woorden aangeboden worden.
Principe 4 Het ruimtelijk nabijheidsprincipe (spatial contiguity principle)
Lerenden leren beter wanneer woorden en afbeeldingen die samen horen dichter bij elkaar worden afgebeeld op het scherm of op het blad dan wanneer ze verder van elkaar staan.
Principe 5 Het tijdelijk nabijheidsprincipe (temporal contiguity principle)
Lerenden leren beter wanneer woorden en afbeeldingen die samen horen tegelijkertijd worden afgebeeld op het scherm of op het blad dan wanneer ze na elkaar worden getoond.
Principe 6 Het segmenteringsprincipe (segmenting principle)
Lerenden leren beter wanneer ze de les op hun eigen tempo in verschillende stappen kunnen doorlopen dan wanneer het één doorlopend geheel is.
Principe 7 Het voortrajectprincipe (pre-training principle)
Lerenden leren beter wanneer ze vooraf al vertrouwd zijn met de namen en de eigenschappen van de belangrijkste concepten die in het lesmateriaal aan bod komen
Principe 8 Het modaliteitsprincipe (modality principle)
Lerenden leren beter wanneer beeldmateriaal is verrijkt met audio dan met tekst.
Principe 9 Het multimedia principe (multimedia principle)
Lerenden leren beter wanneer ze tekst en afbeeldingen te zien krijgen dan wanneer alleen tekst wordt gebruikt.
Principe 10 Het personaliseringsprincipe (personalization principle)
Lerenden leren beter van multimediaal materiaal wanneer alledaagse spreektaal wordt gebruikt in plaats van formeel taalgebruik.
Principe 11 Het stemprincipe (voice principle)
Lerenden leren beter wanneer ze een vriendelijke menselijke stem horen in plaats van een robotachtige stem.
Principe 12 Het afbeeldingsprincipe (image principle)
Lerenden leren niet noodzakelijk beter wanneer de afbeelding van de spreker op het scherm wordt toegevoegd
Op internet kun je diverse afbeeldingen vinden die de theorie visueler inzichtelijker maakt.

De effectieve multimedia principes die Mayer gebruikt binnen zijn theorie zijn als volgt:
- Representaties – gebruik zoveel woorden als afbeeldingen;
- Continuïteit – presenteer de afbeeldingen en woorden bij elkaar;
- Coherentie – gebruik geen ongerelateerd materiaal;
- Modaliteit – presenteer woorden liever auditief dan geschreven;
- Redundantie – gesproken tekst behoeft geen geschreven tekst meer;
- Segmentatie – splits informatie zoveel mogelijk op in betekenisvolle delen.
Saxion heeft deze principes in twee tabellen samengevat. De eerste tabel worden de principes nog een keer benoemd en in de tweede tabel vind je meer achtergrondinformatie.

